Column: De paradox van inclusie: ‘geslacht’offerd?
ma 20 jun 2022 - Guido van de Wiel
Nieuwe ophef over een oude aanhef
In België is onlangs een nieuwe taalgids uitgekomen, om meer inclusie in de taal te brengen. In die taalgids wordt geadviseerd om de berichten vanuit de omroepende stem op het station niet te beginnen met ‘Beste dames en heren’, maar om deze aanhef te vervangen door ‘Beste reizigers’. Dit om te voorkomen dat sommige mensen zich uitgesloten voelen. Deze wijziging werd in de zomer van 2017 reeds in Nederland gemeengoed. Aangezien deze wijziging anno 2022 pas in België wordt ingevoerd, zou je kunnen stellen dat België op dit gebied vijf jaar achterloopt op Nederland. Anderen zullen beweren dat België er juist in is geslaagd om vijf jaar langer deze gekkigheid buiten de deur te houden, als je de fora over de berichten rondom de nieuwe taalgids erop naleest.
Wie sluit je in, wie sluit je uit?
Zoom je dieper in op het vraagstuk of deze wijziging in ‘Beste reizigers’ nu tot meer inclusie leidt, dan is dat nog maar de vraag. Ik denk eerlijk gezegd dat die nieuwe aanhef in feite meer mensen buitensluit dan die andere aanhef ‘Beste dames en heren’. Want als de berichtgeving begint met ‘Beste reiziger’, dan vindt dus allereerst exclusie plaats van alle mensen die iemand opwachten bij de uitgang van het station. Zij zijn zelf geen reiziger, maar het is voor deze groep tegelijkertijd wel belangrijk om te horen dat hun geliefde, hun moeder of hun zakelijke afspraak vastzit door een kapotte bovenleiding. Met ‘Beste reizigers’ sluit je daarnaast het eigen NS-personeel (of Arriva-personeel, of Breng-personeel, of Connexxion-personeel, of Keolis-personeel, of Qbuzz-personeel, of Thalys-personeel) op het station uit; zij zijn in veel gevallen zelf geen reizigers, maar het is voor deze beroepsgroep net zo goed wezenlijk en wenselijk om middels de speaker op de hoogte te blijven van berichten dat de trein uit Schiphol of Brussel met twintig minuten vertraging aankomt. Bijvoorbeeld om de juiste informatie hierover aan dolende reizigers of andere mensen met vragen mee te delen. Ook sluit een dergelijke nieuwe aanhef de schoonmaker uit die ingepland staat om precies bij die aankomende trein afvalbakken te legen gedurende de stop. Geen reiziger, wel een belangrijk bericht voor deze facilitaire medewerker. En wat te denken van de koffiecorner, de broodjeszaak en zelfs de zakkenroller die op stations actief is? Ook voor hen is het waardevolle informatie als omgeroepen wordt dat alle verkeer naar en van Antwerpen of Utrecht vandaan minstens nog vier uur lang gestremd is. Al deze groepen sluit je uit met de aanhef ‘Beste reizigers’. En is het gebruik van een omroepstem niet überhaupt discriminerend richting alle doven en slechthorenden, aan wie deze vorm van communicatie geheel en al voorbijgaat? Laten we wel wezen dat er in Nederland ongeveer 1,5 miljoen doven en slechthorenden zijn, waarvan maar een beperkte groep een hoortoestel functioneel kan gebruiken. Alleen al het fenomeen omroepstem maakt een flink onderscheid tussen die ene en die andere groep medemensen. Met andere woorden: welke termen en welk medium we ook kiezen om mee te communiceren, we maken nu eenmaal onderscheid. Taal wijst aan, taal duidt, taal maakt onderscheid. Haal je het onderscheid op het ene vlak weg, dan ontstaat er wel een onderscheid op een ander vlak.
Wat is er mis met cis?
Sinds er steeds meer over genderfluïditeit gesproken wordt, wordt op dit vlak ook flink wat onderscheid gemaakt. Allereerst tussen transgender en cisgender. Cisgender staat dan voor iemand van wie de genderidentiteit overeenkomt met het geboortegeslacht. De term wordt doorgaans gebruikt als de tegenhanger van transgender en transseksueel, waarbij het geboortegeslacht en de genderidentiteit niet overeenkomen Het woord cisgender wordt ook wel afgekort tot cis en er kan worden gesproken van cismannen en cisvrouwen (bron: Wikipedia). Dat klinkt overzichtelijk. Maar laten we niet vergeten dat het voorvoegsel cis feitelijk betekent: 'aan deze kant'. En trans betekent: 'aan de andere kant'. Kijk je naar de betekenis van deze twee woorden vanuit het oogpunt van – bijvoorbeeld – een inclusie bevorderend taalcomité, dan kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat cis veel te veel over de norm gaat en trans de uitzondering daarop vormt. Was het er bij de ontwikkeling van inclusie op het gebied van gender nu niet juist om te doen, om dat onderscheid en de bijbehorende beleefde onderdrukking weg te halen?
Paradox van inclusie
Onder al deze voorbeelden zit het vraagstuk of je met taal wel inclusie kunt forceren. Je kunt veralgemeniseren (they/them in plaats van he/him en she/her), maar het probleem daarvan is dat het lijkt of we allemaal gelijk zijn, terwijl inclusie juist gaat over het erkennen van de verschillen. Je kunt verder gaan uitsplitsen, zoals in het Engels tegenwoordig bij een aantal nieuw bedachte voornaamwoorden gebeurt (xe/xyr, zie/hir), maar doet zo’n verdere uitsplitsing nu recht aan inclusie? Inclusie gaat er toch juist ook over dat het er niet toe doet wie je bent, waar je vandaan komt, welke voorouders je had, waar je geboren bent, welk geslacht je hebt en of je überhaupt een genderidentiteit beleeft? Met een verder uitsplitsen hak je de wereld weer verder in stukjes, terwijl het juist om de inclusie van al die verschillende genderidentiteiten gaat. In hoeverre kun je jezelf zijn en er tegelijkertijd bij horen? Dat is de klassieke paradox van inclusie. Het lijkt erop dat die paradox de afgelopen jaren steeds ingewikkelder wordt. Mijn hypothese? Jezelf zijn en er tegelijkertijd bijhoren vórmt al een paradox, maar het wordt pas echt complex als steeds minder duidelijk is wie je nu in wezen bent (‘jezelf zijn’, eigenheid, own needs), en waar je nu wel of niet bij kunt horen (ergens bijhoren, context, external demands). De paradox krijgt eerst meer ruimte door ‘van alles te kunnen zijn’ en ‘overal bij te kunnen horen’, inclusief nieuwe vrijplaatsen, en buiten alle conventies geplaatste posities. Die ongekende mogelijkheden zijn echter maar één stap verwijderd van een totaal verwaterde paradox die eindigt in ‘niemand meer zijn’ en ‘nergens meer bij kunnen horen’. Kleur bekennen verwordt zo via een leren kennen en een ongekend verkennen tot een nihilistisch onkenbaar onbestaan.
Probleem van taal
Het probleem met taal is dat taal nu eenmaal onderscheid maakt. Met taal maak je indelingen en ordeningen. Je ordent wat groot en klein is, wat oud en jong is. Taal wijst aan: dit is dit en dat is dat. Daarmee lijkt het of je door wat aan te wijzen, iets of iemand anders automatisch afwijst. Maar door naar het licht te wijzen en hier taal aan te geven, geef je ook betekenis aan het tegendeel. En tussen zwart en wit bevinden zich zeker vijftig grijstinten. Soms zitten we met taalindelingen die ooit betekenis hadden, maar inmiddels niet veel zeggingskracht meer hebben. In een verzuilde wereld was je als katholiek bij de KRO en als protestant bij de NCRV. Nu zijn zelfs die ooit verzuilde partijen gefuseerd in KRO-NCRV. Of neem het woord 'telefoon'; dat betekent ‘op afstand horen’. Ook begrippen als ‘smartphone’ of ‘iphone’ benadrukken de auditieve kant. Dit doet geen recht meer aan de veel grotere stroom te lezen berichtjes, filmpjes, QR-codes en andere visuele informatie die inmiddels via en tussen deze apparaten uitgewisseld worden en de interactieve kant die een telefoon inmiddels biedt door betalingen mogelijk te maken of het aantal stappen dat je zet automatisch te tellen. Woorden lopen achter op ons bestaan.
De oplossing om uitsluiting of het achterlopen op de werkelijkheid tegen te gaan is niet zozeer in taal te vinden, maar in je levenshouding. Kan je iets of iemand aanwijzen, zonder de rest af te wijzen? Kun je het hebben over damestennis en over herentennis, zonder non-binaire mensen tegen het hoofd te stoten?
Terug naar de oervorm waar inclusie uit voortkomt
Begin je in je denken bij inclusie en probeer je daar liefde in te stoppen, dan wordt de liefde via taal al snel verminkt. Inmiddels hebben we het over de afkorting LGTBQIA+. Naast het feit dat in deze afkorting ordeningen naar genderidentiteiten en ordeningen naar seksuele voorkeur door elkaar worden gebruikt, is dat inmiddels een hele mond vol. Uit hoeveel losse letters mag een afkorting bestaan om het überhaupt nog te hebben over een afkorting? Inclusie is in de praktijk doorgaans liefde in een niet passend te krijgen jasje. Hoe vaak je het ook verstelt: kleren maken niet de mens.
Begin je bij liefde, dan kom je vanzelf uit bij inclusie. Inclusie komt niet voort uit taal of woorden; inclusie komt voort uit liefde. Als ik in teksten over ‘inclusie’ dit woord in mijn hoofd vervang door ‘liefde’ – al was het maar voor mezelf – dan verdwijnt mijn neiging grotendeels om iets geforceerd met nieuwe taal op te willen lossen. Ware inclusie is ultiem een levenshouding van hoe je de wereld om je heen tegemoettreedt. Dan blijkt dat een gezonde vorm van begrenzen ook een uiting van liefde kan zijn.
Guido van de Wiel (Wheel Productions) is organisatiepsycholoog, (schrijf)coach en ghostwriter. Hij is onder meer verbonden aan Verdraaide organisaties en de Veranderbrigade. Vorig jaar verscheen bij Kloosterhof zijn boek Van meetbaar naar merkbaar, van duurzaam naar dierbaar. Eerder schreef hij boeken zoals Durf het verschil te maken (i.s.m. Merlijn Ballieux), Organiseren met toekomst en Innoveerkracht. www.wheelproductions.nl